Frans : Nederlands une rue = een straat dans la rue = op straat la Maison de la Presse = naam van een boekhandel euh … = eh … là = daar Ah / tu es là ! = Ah / daar ben je! Chut ! = Sst! pour = voor une école = een school Tiens ! = Hé! / Kijk eens! mamie = oma une grand-mère = een oma il dit = hij zegt une affiche = een poster un ami = een vriend une amie = een vriendin en plus = ook nog Zut ! = Stik! / Verrek! une catastrophe = een ramp