devant parler habiter
un t-shirt aimer quelqu'un / aimer quelque chose
le rugby le judo Qu’est-ce que … ?
le sport la musique un frère
une sœur sympa détester quelqu'un / détester quelque chose
ça d’accord alors
hi hi hi
wonen praten voor (bij een plaats)
van iemand houden / van iets houden / iemand leuk vinden / iets leuk vinden een T-shirt waar
Wat … ? het judo het rugby
een broer de muziek de sport
een hekel hebben aan iemand / een hekel hebben aan iets aardig / sympathiek een zus
nou / dan oké / eens dat
ha, ha, ha