Frans : Nederlands un bisou = een kusje Il fait beau. = Het is mooi weer. chaud / chaude = warm / heet Il fait chaud. = Het is warm / heet. beaucoup de = veel la vue = het uitzicht le soleil = de zon le vent = de wind un nuage = een wolk un restaurant = een restaurant une boutique = een boetiek / een kledingzaak un souvenir = een souvenir écrire quelque chose à quelqu'un = iemand iets schrijven une carte = een kaart une carte postale = een ansichtkaart