Frans : Nederlands une saison = een seizoen essayer quelque chose = iets proberen lancer quelque chose = iets gooien dessus = erop le sable = het zand debout = staand rester debout = blijven staan une vague = een golf emporter quelque chose = iets meenemen tout de suite = meteen une région = een regio / een streek un drapeau = een vlag une glace = een ijsje