Frans : Nederlands l'occupation = de bezetting l'enfance = de jeugd une générale / un général = een generaal un exil = een ballingschap Londres = Londen convaincre qn de qc = iemand van iets overtuigen résister à qn = zich verzetten tegen iemand résister à qc = zich verzetten tegen iets un mouvement de résistance = een verzetsbeweging chacun(e) = ieder / elk l'alimentation = de voeding une catégorie = een categorie selon qn = volgens iemand selon qc = volgens iets une adulte / un adulte = een volwassene j'aimerais que + subj. = ik zou willen dat d'ici là = voor die tijd un produit = een product rond(e) = rond refuser de faire qc = weigeren iets te doen il faut que + subj. = je moet / het is nodig dat interdire à qn de faire qc = iemand verbieden iets te doen régler qc = iets regelen / iets instellen bas(se) = zacht un coup = een slag / een klap demander que + subj. = vragen om se battre = vechten l'impatience = het ongeduld surveiller qn = letten op iemand surveiller qc = letten op iets une morte / un mort = een dode lutter = strijden vaincre qn = iemand overwinnen