Frans : Nederlands une parole = een woord / een uitspraak l'honneur = de eer / het aanzien une parole d'honneur = een erewoord marier qn avec qn = iemand uithuwelijken se marier avec qn = trouwen met iemand prêter qc à qn = iemand iets lenen emmener qn = iemand meenemen emmener qc = iets meenemen une ambassade = een ambassade un instant = een ogenblik un choix = een keuze convenir de faire qc = overeenkomen iets te doen engager qn = iemand verplichten engager qn à faire qc = iemand verplichten iets te doen