Frans : Nederlands une obligation = een verplichting / een plicht un terminus = een eindstation un sens = een betekenis / een richting croiser qn = iemand tegenkomen un prétexte = een voorwendsel réaliser qc = iets begrijpen / zich iets realiseren obliger qn à faire qc = iemand dwingen iets te doen / iemand verplichten iets te doen être obligée de faire qc / être obligé de faire qc = iets moeten doen / verplicht zijn iets te doen éprouver qc = iets voelen éprouver qc pour qn = iets voelen voor iemand tomber amoureuse de qn / tomber amoureux de qn = verliefd worden op iemand remplir qc = iets vullen / iets invullen tentant(e) = verleidelijk