Frans : Nederlands attirer qn = iemand aantrekken attirer qc = iets aantrekken une situation = een situatie particulièrement = bijzonder (bijw.) préoccupant = zorgwekkend préoccupante = zorgwekkend un cadre = een kader familial = vertrouwd / de familie betreffende familiale = vertrouwd / de familie betreffende mettre en jeu qc = iets op het spel zetten / iets in het spel brengen un code = een code épargner qc à qn = iemand iets besparen un détail = een detail élaborer qc = iets uitwerken une position = een positie être en position de faire qc = in de positie zijn iets te doen (formeel) une union = een vereniging / hier: een verbintenis prévu = voorzien / gepland prévue = voorzien / gepland probable = waarschijnlijk amener qn = iemand meebrengen amener qc = iets meebrengen amener qn à faire qc = iemand meebrengen om iets te gaan doen (formeel) résider = wonen poursuivre qc = iets vervolgen / iets voortzetten