ir
grandir |
er
habiter |
ais
J'habitais aux Pays-Bas |
ais
Je voulais voir où tu habitais |
ait
Il habitait à côté de chez nous. |
ions
Nous habitions une maison bleu |
iez
Vous habitiez ici? |
aient
Ils habitaient dans la ville |
issais
Je grandissais dans la maison de mon oncle. |
issais
T'avais un grand soeur quand tu grandissais? |
issait
Il grandissait |
issions
Il n'a pas changé alors que nous grandissions |
issiez
Était-ce la guerre en grandissiez? |
issaient
Et c'est ce qui est arrivé chez ces enfants, alors qu'ils grandissaient |
ovt, ik-vorm, 1e groep
Ik woonde in Nederland ovt, ik-vorm, 1e groep |
hele ww, 1e groep
wonen hele ww, 1e groep |
hele ww, 2e groep
opgroeien hele ww, 2e groep |
ovt, wij-vorm, 1e groep
We woonde in een blauw huis ovt, wij-vorm, 1e groep |
ovt, hij / zij-vorm, 1e groep
Hij woonde naast ons ovt, hij / zij-vorm, 1e groep |
ovt, jij-vorm, 1e groep
Ik wilde zien waar je woonde ovt, jij-vorm, 1e groep |
ovt, ik-vorm, 2e groep
Ik groeide op in mijn ooms huis ovt, ik-vorm, 2e groep |
ovt, zij / hen-vorm, 1e groep
Zij woonde in de stad ovt, zij / hen-vorm, 1e groep |
ovt, u-vorm, 1e groep
Woonde u hier? ovt, u-vorm, 1e groep |
ovt, wij-vorm, 2e groep
Het is niet veranderd terwijl wij opgroeiden ovt, wij-vorm, 2e groep |
ovt, hij / zij-vorm, 2e groep
Hij groeide op ovt, hij / zij-vorm, 2e groep |
ovt, jij-vorm, 2e groep
Had jij een grote zus toen je opgroeide? ovt, jij-vorm, 2e groep |
ovt, zij / hen-vorm, 2e groep
Er gebeurt een hoop in het leven van kinderen als ze opgroeien ovt, zij / hen-vorm, 2e groep |
ovt, u-vorm, 2e groep
Was er oorlog toen u opgroeide? ovt, u-vorm, 2e groep |