Frans : Nederlands
cherch[er] = zoeken [hele ww, 1e groep]
fin[ir] = eindigen [hele ww, 2e groep]
Je le fin[irai] = Ik zal het afmaken [toek.t, ik-vorm, 2e groep]
Tu fin[iras] le livre = Jij zal het boek afmaken [toek.t, jij-vorm, 2e groep]
Il fin[ira] le premier = Hij zal als eerste eindigen [toek.t, hij / zij-vorm, 2e groep]
Nous fin[irons] en dernier = Wij zullen als laatste eindigen [toek.t, wij-vorm, 2e groep]
Vous fin[irez] seul = U zult alleen eindigen [toek.t, u-vorm, 2e groep]
Ils fin[iront] ensemble = Zij zullen samen eindigen [toek.t, zij / hen-vorm, 2e groep]
Je cherch[erai] il = Ik zal het zoeken [toek.t, ik-vorm, 1e groep]
Tu le cherch[eras] = Je zult hem zoeken [toek.t, jij-vorm, 1e groep]
Elle cherch[era] des réponses = Ze zal antwoorden zoeken [toek.t, hij / zij-vorm, 1e groep]
Nous cherch[erons] les enfants = We zullen de kinderen zoeken [toek.t, wij-vorm, 1e groep]
Vous me cherch[erez] = U zult mij zoeken [toek.t, u-vorm, 1e groep]
Ils la cherch[eront] = Ze zullen haar zoeken [toek.t, zij / hen-vorm, 1e groep]