Frans : Nederlands
la zone = de zone - het gebied
l'animal (M) = het dier
la plupart = het merendeel
politique = politiek
la chaussure = de schoen
la langue = de taal - de tong
la douleur = de pijn - het verdriet
la planète = de planeet
la réalité = de realiteit - de werkelijkheid
le permis = het bewijs
vécu = geleefd - overleefd
le chapeau / chapeau = de hoed / petje af
l'île (M) = het eiland
la réunion = de vergadering - de bijeenkomst
le contraire = het tegenovergestelde
le code = de code
la couleur = de kleur
rapide = snel