faire la cuisine	les animaux	le beurre
le panier	la boîte	l’oeuf
les courses	faire les courses	à côté de
mademoiselle	Je voudrais …	le plat du jour
des légumes	un steak au poivre	un saumon grillé
le supermarché	une carte bancaire	en plastique
une caisse	trouver	l’oncle
la date	Je n’ai pas le temps.	la liste
du lait	travailler	Combien de pommes?
le repas	j’achète	une tranche / une tranche de

de boter	de dieren	eten koken
het ei	de doos	de mand
naast	boodschappen doen	de boodschappen
de dagschotel	Ik zou graag willen …	jongedame
een gegrilde zalm	een biefstuk met pepersaus / een biefstuk met peper	groenten
van plastic	een bankpas	de supermarkt
de oom	vinden	een kassa
de lijst	Ik heb geen tijd.	de datum
Hoeveel appels?	werken	melk
een plak	ik koop	de maaltijd