Frans : Nederlands un étranger = een buitenlander le vent = de wind le climat = het klimaat la campagne = het platteland pendant = tijdens la côte = de kust partager = delen garder pour soi = voor zichzelf / jezelf houden n'importe qui = iedereen une condition = een voorwaarde exposer = tonen / laten zien avoir le blues = somber zijn / een dipje hebben correspondre avec = schrijven met se retrouver = elkaar weerzien quand même = toch une annonce = een advertentie / een oproep se baigner = het water ingaan les lunettes de soleil = de zonnebril d'ailleurs = trouwens le drapeau = de vlag la vague = de golf faire du shopping = winkelen une balade à vélo = een fietstocht une averse = een bui ennuyeux = vervelend / saai rester au lit = in bed blijven