il gatto sotto la matita
il libro la borsa dietro
accanto a davanti a la giacca
il giornale la penna la mosca
volare sopra la valigia
il cane l’albero l’uccello
il fiore sai? guardare
la sua ragazza la fotografia / la foto (meerv. le foto) ridere
so buffo quello
il fratello il cugino la cugina
i cugini quale? la sorella
het potlood onder de kat
achter de tas het boek
het colbert voor (plaats aanduidend) naast
de vlieg de pen de krant
de koffer boven vliegen
de vogel de boom de hond
kijken / bekijken weet je? de bloem
lachen de foto zijn vriendin
die grappig ik weet
de nicht de neef (alleen in de betekenis van zoon van iemands oom of tante) de broer
de zus welke? neven en nichten
che età ha? l’età (vr.) il nonno
In che anno? nato / -a è nato nel 1949
il padre la madre bravo!
stupido essere pieno di il / la nipote
usare funzionare rotto
per fortuna caro disponibile
dopo a casa tua portare
il vocabolario il CD / compact disc nuovo
la copia il programma, i programmi essere d’accordo
il masterizzatore veloce
de opa de leeftijd welke leeftijd heeft hij / zij?
hij is geboren in 1949 geboren In welk jaar?
bravo! / goed zo! de moeder de vader
neef / nicht, als zoon of dochter van iemands zus of broer; kleinzoon / kleindochter vol zitten met dom (bijv.nw.) / domkop (zelfst.nw.)
kapot functioneren, het doen gebruiken
beschikbaar hier: lief, goed gelukkig
brengen / meenemen bij jou / bij jou thuis hier: straks
nieuw de cd het woordenboek
het eens zijn het programma, de programma’s de kopie
snel de (cd-) brander