Latijn : Nederlands amare = verliefd zijn (op + acc.)/ beminnen amica = vriendin aperire = openen appropinquare = naderen audere = durven audire = horen deinde = vervolgens ecce (onverbuigbaar) = kijk enim = want/ immers (staat altijd op de 2e plaats in de zin) equus = paard errare = (rond)zwerven/ dwalen ex-clamare = uitroepen explorare = onderzoeken/ inspecteren fugere/io = vluchten in (+ acc.) = in/ naar (binnen) intrare = binnengaan/ binnenkomen legere = verzamelen per (+ acc.) = over/ door ... heen quattor (onverbuigbaar) = vier rapere/io = roven ridere = lachen sed = maar servare = redden statim = meteen sub (+ acc.) = onder(in) temptare = proberen (+ inf.) timere = vrezen/ bang zijn voor trahere = trekken videre = zien