Latijn : Nederlands ante + acc. = voor colere = verzorgen/ vereren cum = wanneer/ toen dare = geven diu = lang/ lange tijd divitiae (mv) = rijkdom/ schatten dum = terwijl et = en/ ook evenire = uitkomen finire = beëindigen movēre = bewegen mutare = veranderen (in + acc.) optare = wensen praemium = beloning quid = wat? simul = tegelijk(ertijd) stare = staan subito = plotseling tangere = aanraken templum = tempel vale = vaarwel ventus = wind vita = (het) leven sacerdos/ otes = priester corpus/ ora = lichaam arbor/ ores = boom