Latijn : Nederlands appropinquare + dat. = naderen armatus = gewapend carus = lief/ dierbaar coegi = perfectum van cogere (dwingen) deponere = neerzetten/ afleggen deposui = perfectum van deponere (neerzetten/ afleggen) gerere = dragen/ voeren ignotus = onbekend longus = lang maestus = bedroefd meus = mijn multus = veel pulcher/ pulchra/ um = mooi quamquam = hoewel quia = omdat scire = weten sci(v)i = perfectum van scire (weten) solus = alleen tam = zo tamen = toch territus = verschrikt/ geschrokken virgo/ virgines (v.) = meisje/ maagd Mars/ Martem (acc.) = Mars