Latijn : Nederlands
quam = dan (na vergrotende trap)
obses, obsidis = gijzelaar
nuntiare = berichten
vestis, vestis = kleding(stuk)
certe = zeker (bijw.)
exspectare (1) = afwachten
exspectare (2) = verwachten
oppriměre, oppressi, opressus (1) = neerdrukken
oppriměre, oppressi, opressus (2) = overvallen
probare = goedkeuren
iter, itineris (1) = weg
iter, itineris (2) = reis
iter, itineris (3) = mars
obtinēre, obtinui, obtentus (1) = in bezit nemen
obtinēre, obtinui, obtentus (2) = in bezit houden
mandare = opdragen
oratio, orationis = redevoering
legatus (1) = gezant
legatus (2) = onderbevelhebber
postulare = (op)eisen
priusquam = voordat
orator, oratoris = redenaar
accenděre, accendi, accensus = in brand steken
desperare + acc = wanhopen (aan)
quies, quietis = rust
fortuna (1) = lot
fortuna (2) = geluk
fortuna (3) = ongeluk