mirus / mirusa / mirusum
|
donum
|
accipit
|
amat
|
rex / regem (acc.)
|
laetus / laetusa / laetusum
|
est
|
et
|
per + acc.
|
regia
|
currit
|
nunc
|
mensa
|
tangit
|
quoque
|
in + acc.
|
aurum
|
mutat
|
servus
|
cibus
|
vinum
|
incipit
|
statim
|
|
hij ontvangt / zij ontvangt / het ontvangt / hij krijgt / zij krijgt / het krijgt
|
geschenk
|
wonderbaarlijk / schitterend
|
blij / vrolijk / opgewekt
|
koning
|
hij houdt van / zij houdt van / het houdt van / hij bemint / zij bemint / het bemint
|
door…heen / gedurende
|
en / ook
|
hij is / zij is / het is
|
nu
|
hij rent / zij rent / het rent
|
paleis
|
ook
|
hij raakt aan / zij raakt aan / het raakt aan
|
tafel
|
hij verandert / zij verandert / het verandert / hij verwisselt / zij verwisselt / het verwisselt
|
goud
|
naar / naar binnen / in
|
wijn
|
voedsel / eten
|
slaaf
|
|
meteen
|
hij begint / zij begint / het begint
|