Latijn : Nederlands
decem = (onverbuigbaar) tien
annus = jaar
magnitudo / magnitudinis (v) = grootte / omvang
scribo = (scribĕre) schrijven
transfero (transferre) = overbrengen / overdragen
abeo (abire) = weggaan
arx / arcis (v) = burcht
impero (imperare) + dat = bevelen (aan) / heersen (over)
vates, = waarzegger
vates = dichter
vatis (m / v) = waarzegger / dichter
statuo (statuĕre) = plaatsen / besluiten
atque = en
exeo (exire) = gaan uit / weggaan
porta = poort
custos, custodis (m) = bewaker
occido (occidĕre) = doden
socius = bondgenoot / makker
recipio (recipĕre) = terugkrijgen / ontvangen
constat + AcI = het staat vast dat
fama = gerucht / verhaal / reputatie
scio (scire) = weten