frater / fratris (m) imperium pello (pellĕre) (+ abl.)
vero (bijw.) facio (facĕre) + 2 acc. nascor (nasci)
amnis uxor / uxoris (v) ripa
reperio (reperire) nuper alo (alĕre)
postea (bijw.) revoco (revocare) recedo (recedĕre)
condo (condĕre) sex (onverbuigbaar) appello (appellare)
(ver)drijven (van) macht / gezag / heerschappij / rijk broer
geboren worden maken tot echter / werkelijk / inderdaad
oever echtgenote / vrouw stroom / rivier
(op)voeden / grootbrengen onlangs vinden / te weten komen
teruggaan / weggaan terugroepen later / daarna
noemen / toespreken zes stichten / opbergen / verbergen