Latijn : Nederlands revertor (reverti) = terugkeren repente (bijw.) = plotseling tempestas = terugkeren / weer / storm tempestatis (v) = weer / storm / terugkeren orior (oriri) = ontstaan / beginnen / opkomen (van de zon) flumen / fluminis (o) = rivier ita = zo nec = en niet, ook niet, noch nec… nec = noch… noch / en niet… en ook niet consido (considĕre) = gaan zitten fleo (flēre) = huilen (om) / (be)wenen pereo (perire) = omkomen / te gronde gaan hora = uur vix = met moeite / nauwelijks tandem (bijw.) = tenslotte / (uit)eindelijk consequor (consequi) = volgen / bereiken exclamo (exclamare) = uitschreeuwen / uitroepen longe (bijw.) = ver / lang adsum (adesse) (+ dat.) = aanwezig zijn (bij) / helpen factum = feit / daad nuntio (nuntiare) = berichten amicitia = vriendschap vita = leven