ostendo (ostendĕre) compono (componĕre) pono (ponĕre)
caelum quisquam / quidquam peperci
levo (levare) tergum haereo (haerēre)
cornu cornus (o) offero (offerre)
iuro (iurare) res / rei (v) stella
velut mare / maris inimicus
gentis (v) / gens domum (acc.) domi
plaatsen / neerleggen bij elkaar plaatsen / ordenen / bijleggen tonen / laten zien
sparen iemand / (onz.) iets hemel
vast blijven zitten / kleven / (blijven) hangen rug oprichten / optillen / verlichten
aanbieden vleugel / hoorn hoorn / vleugel
ster zaak / ding zweren
(bijv. nw.) vijandig / (zelfst. nw.) (persoonlijke) vijand zee zoals / alsof
(vaak) thuis naar huis geslacht / volk