Latijn : Nederlands neque = en niet, ook niet , noch neque...neque = noch...noch, en niet...en ook niet post (bijw.) = later, daarna idem, eadem, idem (eiusdem) = dezelfde, hetzelfde idem ac / atque / et = dezelfde als leo, leonis (m) = leeuw gemitus, gemitus = gezucht edo (edĕre) = 1. voortbrengen 2. uitgeven dolor, doloris (m) = pijn, verdriet vulnus, vulneris (o) = wond quidem (bijw.) = 1. zeker, ongetwijfeld (benadrukt het vorige woord) 2. weliswaar (vaak gevolgd door sed) 3. althans, in elk geval conspectus, conspectus = (aan)blik, zicht territus terreo (terrēre) = ppp van terreo (terrēre) bang maken, verschrikken animus = geest, (ge)moed, ziel inquit (staat tussen de aangehaalde woorden) = 1. zegt (hij / zij / het) 2. zei (hij / zij / het) apparet = het is duidelijk, het blijkt mitis, -is, -e (mitis) = 1. zacht 2. vriendelijk quasi = 1. zoals 2. alsof, als het ware ops, opis (v) = 1. hulp 2. macht, kracht, vermogen gratia + gen. = dankzij, wegens, om(wille) (gratia staat altijd achter het woord in de genitivus) visus est = hij scheen (perf. van vidēri) cruor, cruoris (m) = bloed vixi = perf. van vivo (vivĕre), leven solus, -a, -um (solius) = alleen ullus, -a, -um (ullius) = enig(e), een of ander(e) neuter, neutra, neutrum (neutrius) = geen van beide(n)