una (bijw.) res novae (mv.) auctoritas, auctoritatis (v)
quod defero (deferre) dictum
recuso (recusare) causa + gen. primo (bijw.)
preces, precum (v, mv.) contendi contendo (contendĕre)
impedio (impedire) singuli (mv.) hortor (hortari)
gezag, invloed, aanzien omwenteling, revolutie tezamen, tegelijk (met) (vaak met cum)
woord (weg)brengen, overdragen 1. omdat 2. dat (voegwoord) 3. die, dat (betr. vnw.) 4. een of andere, 'n
eerst, aanvankelijk wegens, om, ter wille van (causa staat direct achter het woord in de genitivus) weigeren
1. zich inspannen 2. zich haasten 3. strijden perf. van contendo (contendĕre) smeekbede, verzoek
aansporen één voor één, (ieder) afzonderlijk verhinderen, belemmeren