iudicium signum mitto (mittĕre)
proficiscor (proficisci) exercitus, exercitus nomen, nominis
vox, vocis quid? sentio
filius maior, maioris iubeo + acc.
rego (regĕre) primum (bijw.) nepos, nepotis
dein(de) ei decet
gigno (gignĕre)
zenden / sturen teken / veldteken proces / vonnis / oordeel
naam leger vertrekken
voelen / (be)merken / menen / denken wat? / waarom? stem / woord
bevelen (aan) compar. van magnus ‘groot' zoon
kleinzoon eerst / voor het eerst leiden / regeren / besturen
het past (aan) hem / (aan) haar / eraan / aan deze / zij / dezen (nom. mv. mnl.) daarna
voortbrengen