Latijn : Nederlands quaero (quaerĕre) = zoekenv / vragen / informeren naar quemadmodum = hoe? / zoals libet mihi = ik wil graag plerumque (bijw.) = meestal circa + acc. = rondom / om . . . heen saepe = vaak / dikwijls mirus = wonderbaarlijk silentium = stilte liber, liberi = vrij mens, mentis = geest / verstand / gedachte quotiens = hoe vaak? / zo vaak als cogito (cogitare) = denken (aan) / overwegen verbum = woord difficilis = moeilijk vel = of voco (vocare) = roepen abeo (abire) = weggaan rursus = weer / opnieuw / terug / verder / bovendien / daarentegen revoco (revocare) = terugroepen dimitto (dimittĕre) = wegsturen / laten gaan