medicus servus differo (differre)
mollis tracto (tractare) superbia
timeo contemno (contemnĕre) vis (vrl.) (vim acc.,
repeto (repetĕre) oportet qualis
turpis servitus, servitutis certamen, certaminis
quo ne + conj. servio (servire)
sors, sortis multo (bijw.) laus, laudis
quippe vereor ne + conj. modus
nimium (bijw.)
uitstellen / verschillen slaaf dokter
trots / overmoed behandelen zacht / week
geweld / kracht verachten / minachten vrezen / bang zijn (voor)
hoedanig / van welke aard / zodanig als men moet / het behoort opnieuw verlangen / terugvragen / herhalen
(wed)strijd slavernij schandelijk / lelijk
slaaf zijn / dienen (op)dat niet / om niet / om te voorkomen dat / (na ww. van vrezen en verhinderen) dat / om te waarheen / (+ comp.) naarmate / des te
lof / roem veel lot
wijze / manier / maat / hoeveelheid / omvang ik ben bang dat . . . immers
al te zeer