|
daarom
|
nooit
|
aarzelen / (be)twijfelen
|
|
beschuldiging / aanklacht / misdaad / vergrijp
|
bekennen / toegeven
|
voordelig zijn / van nut zijn
|
|
wijn
|
meebrengen / ergens heen brengen / overbrengen
|
initiatiefnemer / ontwerper / zegsman
|
|
schuld
|
twintig
|
ophouden
|
|
lied / gedicht
|
samenkomen
|
zwerftocht / vergissing / misvatting
|
|
aangaan (proelium) / begaan (scelus) / (+ dat.) toevertrouwen
|
misdaad
|
zoals / alsof / als het ware
|
|
uiteengaan / weggaan
|
karakter / levenswijze / gedrag
|
gewoonte / gebruik
|
|
beraadslagen / (+ acc.) raadplegen / (+ dat.) zorgen voor
|
noodzakelijk
|
verbieden
|
|
ik ben begonnen / ik begon
|
het staat vast dat
|
tijd / leeftijd / leven
|