Latijn : Nederlands tenere = teneo, houden, vasthouden credere = credo, geloven alius = alia, aliud, (een) andere optimus = optima, optimum, 1. zeer goed, uitstekend 2. beste occidere = occido, doden servare = servo, 1. redden 2. bewaren dare = do, geven respondere = respondeo, antwoorden miser = misera, miserum, ongelukkig, ellendig colere = colo, 1. bewerken 2. (be)wonen 3. vereren navis = nav-____, vr., het schip tandem = 1. eindelijk 2. ten slotte deinde = daarna, vervolgens enim = want, immers ergo = dus aut = of, ofwel iam = 1. al 2. dadelijk plerumque = meestal