Latijn : Nederlands properare = propero, zich haasten parare = paro, klaarmaken post = + acc., na, achter currere = curro, lopen, rennen considere = consido, gaan zitten diu = lang, lange tijd apud = + acc, bij cogere = cogo, 1. samenbrengen 2. dwingen in = + acc., 1. tot in, tot op 2. naar ducere = duco, leiden inde = 1. daarvandaan, vandaar 2. daarna interficere = interficio, doden