agr- ama- propera-
para- curr- consid-
cog- duc- interfici-
properare, zich haasten amare, houden van, graag zien, beminnen ager, 1. akker, veld 2. gebied
considere, gaan zitten currere, lopen, rennen parare, klaarmaken
interficere, doden ducere, leiden cogere, 1. samenbrengen 2. dwingen