Latijn : Nederlands vos = jullie at = maar, daarentegen ibi = daar mulier = mulier-____, vr., de vrouw quaerere = quaero, 1. zoeken 2. vragen vis = vr. (geen gen.), 1. de kracht, de macht 2. het geweld undique = 1. van overal 2. van alle kanten -que = en recipere = recipio, 1. terugnemen 2. ontvangen vocare = voco, 1. roepen 2. noemen mens = ment-____, vr., 1. de geest 2. de gedachte arma = arm-_______, onz., de wapens vincere = vinco, overwinnen