Latijn : Nederlands nobilis = nobilis, nobile, 1. bekend, beroemd 2. adellijk properare = propero, zich haasten causa = causae, vr., 1. de reden 2. de oorzaak scire = scio, weten, kennen mulier = mulieris, vr., de vrouw parare = paro, klaarmaken deprendere = deprendo, betrappen