Latijn : Nederlands mos = moris, m., 1. de gewoonte, de zede 2. het gebruik forum = fori, onz., het marktplein, het forum imitari = imitor, nabootsen iuvenis = iuvenis, m., de jongeman cantare = canto, zingen cantus = cantus, m., het gezang versus = versus, m., het vers delectare = delecto, blij maken immo = 1. meer nog 2. integendeel mox = weldra, binnenkort, straks cum = + ind., 1. wanneer, als 2. toen terrere = terreo, schrik aanjagen mutare = muto, veranderen coepisse = coepi, begonnen zijn componere = compono, 1. samenstellen 2. in orde brengen movere = moveo, 1. (doen) bewegen 2. beïnvloeden, raken