Latijn : Nederlands sustinebas = sustinere, 1. tegenhouden 2. dragen, verdragen morbos = morbus, de ziekte quaesitus est = quaerere, 1. zoeken 2. vragen pressi sumus = premere, 1. drukken 2. in het nauw brengen impositum est = imponere, 1. zetten op of in 2. opleggen erepta sunt = eripere, afnemen, ontrukken