procul pius silva
ubique mirari mollis
decus patrius campus
errare brachium dexter
crudelis comes vincire
fateri
silvae, vr., het bos pia, pium, 1. trouw 2. vroom bijwoord, 1. ver (van) 2. van ver
mollis, molle, zacht, week miror, 1. zich verwonderen (over) 2. bewonderen bijwoord, overal
campi, m., de open vlakte, het veld patria, patrium, vaderlijk, voorvaderlijk decoris, onz., 1. het sieraad 2. de roem
dextra, dextrum, rechtse, rechter-... brachii, onz., de arm erro, dwalen
vincio, binden, boeien comitis, m., de gezel, de kameraad crudelis, crudele, wreed
fateor, bekennen