Latijn : Nederlands appellare = appello, 1. aanspreken 2. noemen solere = soleo, gewoon zijn invenire = invenio, 1. vinden 2. ontdekken componere = compono, 1. samenstellen 2. in orde brengen forum = fori, onz., het marktplein, het forum par = par, par, 1. + dat.: gelijk aan 2. evenwaardig adesse = adsum, 1. aanwezig zijn 2. bijstaan sperare = spero, hopen delectare = delecto, blij maken narrare = narro, vertellen imitari = imitor, nabootsen gladius = gladii, m., het zwaard simulare = simulo, doen alsof, veinzen alter = altera, alterum, 1. de andere (van twee) 2. tweede mori = morior, sterven ultimus = ultima, ultimum, 1. uiterste 2. laatste hora = horae, vr., het uur septimus = septima, septimum, zevende totus = tota, totum, heel somnus = somni, m., de slaap cum (voegw) = + ind., 1. wanneer, als 2. toen cito = bijwoord, gauw