orationem hostium imminent
inierint fugero villam
mari alto vehitur
vento orta erit litore
relata erunt patriam servabunt
forti pugnarum posueris
depositum erit imposuerimus quiete
iniquo praebebuht uxoris
tractus erit linguam interea
olim nunc duorum
imminere, bedreigen hostis, de vijand oratio, de toespraak, het pleidooi
villa, het landgoed fugere, vluchten inire, 1. binnengaan 2. beginnen
vehere, 1. voeren 2. (passief) varen, rijden altum, de volle zee mare, de zee
litus, het strand, de oever oriri, 1. opgaan 2. ontstaan 3. beginnen ventus, de wind
servare, 1. redden 2. bewaren patria, het vaderland referre, 1. terugbrengen 2. melden
ponere, plaatsen pugna, het gevecht fortis, 1. sterk 2. dapper
quietus, rustig imponere, 1. zetten op of in 2. opleggen deponere, neerleggen
uxor, de echtgenote praebere, 1. aanbieden 2. geven iniquus, 1. ongelijk 2. onrechtvaardig
interea, intussen lingua, 1. de tong 2. de taal trahere, trekken
duo, twee nunc, nu olim, ooit (eens)