bijwoord, 1. zoveel, zozeer 2. alleen maar
|
dus
|
bijwoord, dagelijks
|
reginae, vr., de koningin
|
regis, m., de koning
|
possideo, bezitten
|
contendo, 1. zich inspannen 2. wedijveren, strijden
|
fruor + abl., genieten van
|
epularum, vr. mv., het feestmaal
|
arbitror, menen
|
cenae, vr., het avondeten
|
vinco, overwinnen
|
infero, brengen (in of naar)
|
postera, posterum, nakomend, volgend
|
facio, 1. doen 2. maken
|
naturae, vr., de natuur
|
auris, vr., het oor
|
ministri, m., de dienaar
|
similis, simile + dat., 1. gelijkend op 2. gelijk aan
|
gero, dragen
|
operis, onz., 1. het werk 2. het bouwwerk
|
inicio + dat., werpen in of op
|
certaminis, onz., de strijd
|
iudicis, m., de rechter
|
|
1. overleveren 2. overhandigen
|
nuntio, melden
|