Latijn : Nederlands currunt = currere, lopen, rennen curribus = currus, de strijdwagen, de renwagen dolore = dolor, 1. de pijn 2. het verdriet negaverint = negare, 1. ontkennen 2. weigeren voluntate = voluntas, de wil virium = vires, 1. de kracht 2. de strijdkrachten exciperet = excipere, 1. eruit nemen 2. opvangen tanto = tantus, zo groot bonos = bonus, goed obtulerat = offerre, aanbieden eliges = eligere, uitkiezen levibus = levis, licht meminerunt = meminisse (perf.), zich herinneren ignem = ignis, het vuur plurimas = plurimi, zeer veel aquam = aqua, het water amittetur = amittere, 1. wegzenden 2. verliezen terres = terrere, schrik aanjagen latebo = latere, verborgen zijn animali = animal, het levend wezen, het dier Iovem = Iuppiter, Jupiter precabamur = precari, 1. smeken om 2. bidden tot eriperemus = eripere, afnemen, ontrukken expulsus erit = expellere, verjagen, verdrijven circum = circum, rondom ubique = ubique, overal supererat = superesse, over zijn