tremebat tumultu avido
feris familiaribus gregem
genera amicitiae procedant
subita luctu miram
instructa erit complexus est subituros
avidus, begerig (naar) tumultus, 1. de verwarring, het tumult 2. de opstand tremere, trillen
grex, de kudde familiaris, 1. van het gezin 2. vertrouwd fera, het wild dier
procedere, 1. vooruitgaan 2. tevoorschijn komen amicitia, de vriendschap genus, 1. de afkomst 2. het geslacht 3. de soort
mirus, wonderbaar, raar, vreemd luctus, de droefheid subitus, plots(eling)
subire, 1. gaan / komen onder / in 2. ondergáán complecti, omarmen instruere, 1. opstellen 2. opleiden