vis propter ora
adventus brachium dexter
rapere sumere iacere
solum
orae, vr.1. de rand 2. de kust + acc, wegens vr. (geen gen.), 1. de kracht, de macht 2. het geweld
dextra, dextrum, rechtse, rechter-... brachii, onz., de arm adventus, m., de komst, de aankomst
iacio, werpen sumo, nemen, aannemen rapio, 1. (snel) grijpen 2. roven
soli, onz., de bodem