Latijn : Nederlands scribere = schrijven posse = kunnen puella = meisje inquit = zegt solus = alleen accidere = gebeuren contentus = tevreden convenire = samenkomen debere = moeten / hoeven sic = zo / als volgt orare = bidden / smeken / vragen dare = geven liberare = bevrijden tamen = toch / echter finire = een einde maken aan / afmaken vale! = het beste! / dag! protegere = beschermen si = als / indien quis? = Wie? conciliare = tot stand brengen nisi = als niet / behalve auxilium = hulp nonne? = niet? sacrificium = offer delectare = verheugen / verblijden vovere = beloven