Latijn : Nederlands capere = grijpen / pakken / nemen adhibere = aanwenden / gebruiken recipere = opnemen / ontvangen se recipere = zich terugtrekken fundamentum = fundament / basis iacere = werpen / gooien publicus = van de staat / publiek occupare = bezetten / in bezit nemen occupatus = druk bezig / druk bezig met simulare = doen alsof fugere = vluchten / ontkomen crudelitas = wreedheid causa = oorzaak / reden confugere = vluchten / zijn toevlucht nemen cupere = begeren / verlangen / willen / wensen nullus = geen nusquam = nergens tutus = veilig hostis / hostis = vijand interficere = doden / ombrengen consilium = plan / raad / advies cognoscere = vernemen / opmerken facere = maken / doen parere = verwerven / behalen diripere = plunderen / verwoesten clam = in het geheim nuntius = bode hortus = tuin nuntiare = melden / berichten princeps / principis = leider privare = beroven van