Latijn : Nederlands olim = vroeger / eens / ooit maritus = echtgenoot scelus / scelera = misdaad interea = intussen valde = zeer / heel erg Dido / Didonem = Dido (eigennaam) mox = weldra / spoedig verbum = woord decipere / io = bedriegen aurum = goud antea = eerder condere = stichten / verbergen habere in animo = van plan zijn socius = bondgenoot / vriend / makker posse (possum) = kunnen [de] +abl. = vanaf (naar beneden) / over adeo = zo(zeer) animus = hart / geest forma = gestalte / uiterlijk / schoonheid matrimonium = huwelijk ducere = leiden / voeren gaudere = blij zijn / zich verheugen num = toch niet sine (+ abl.) = zonder moenia (alleen meervoud) = (stads)muren desiderare = missen / verlangen quidem = weliswaar / echter