dux / duces bellum iubere
monere nuntiare aura
pervenire licet mihi fatum
obstare petere iussum
parare fugere / io

fugere / io + acc.

postquam
nonne bene accipere / io
invitare error / ores narrare
devenire orare

orare per + acc.

propter (+ acc.)
odi laedere tacere
bevelen oorlog leider / aanvoerder
lucht berichten waarschuwen
lot / lotsbeschikking het staat mij vrij / ik mag bereiken / aankomen in
bevel zoeken / vragen / gaan naar in de weg staan
nadat vluchten

vluchten voor

klaarmaken / voorbereiden
ontvangen goed (bijw.) toch zeker / toch wel? (start vraagzin)
vertellen zwerftocht / vergissing uitnodigen
wegens smeken

smeken bij

terechtkomen
zwijgen kwetsen / beledigen haten (pf. met praes. betekenis: odi
negare conubium promittere
hodie apparere sinere
cogere invitus
beloven huwelijk weigeren / ontkennen
toestaan / laten verschijnen vandaag
tegen mijn / jouw / zijn etc. zin dwingen