lux / luces v munus / munera o neglegere
postremo quod

quod / quia

nihil
ira dolor / dolores m clam
caelum vestis / vestes v inferi
anima vivere perficere / io
effugere / io deserere poena
fallere sidus / sidera o iurare
nepos / nepotes m manere pectus / pectora o
sic coepi nomen / nomina o
verwaarlozen taak (dag)licht / dag
niets omdat

omdat

ten slotte
stiekem / heimelijk (bijwoord) verdriet / pijn / smart woede
(goden van de) onderwereld kleding(stuk) hemel
voltooien / afmaken leven ziel / leven / adem
straf in de steek laten / verlaten wegvluchten
zweren ster bedriegen / misleiden
borst te wachten staan / blijven / wachten kleinzoon / nakomeling
naam ik begin / ik begon zo
memoria tenere avertere
tunc ut consistere
excipere / io
afwenden (vast)hebben / houden herinnering
blijven staan zodra (als) (+ pf.) / (zo)als toen / op dat moment
opvangen / ontvangen