Latijn : Nederlands distuli = uitstellen / verschillen (pf) differre = uitstellen / verschillen nupsi = trouwen (pf) nubere = trouwen monui = waarschuwen (pf) monere = waarschuwen agere = voeren / leiden / handelen imperium = bevel / macht / opperbevel potens / potentes = machtig / in bezit van / in staat tot transtuli = overbrengen (pf) transferre = overbrengen celebrare = (feest)vieren ulcisci = (zich) wreken [obviam ire] +dat. = iem. [tegemoet gaan] conciliare = (voor zich) winnen conspectus (4) = aanblik libertus = vrijgelatene [egere] + abl. = nodig hebben [cupidus] + gen. = verlangend om / begerig naar notus = bekend