Nederlands : Nederlands aangezien = omdat absoluut = 1 volstrekt, totaal, niet betrekkelijk (relatief); 2 volkomen de adem benemen = 1 van de adem beroven; 2 verbaasd doen staan daadwerkelijk = echt, in de werkelijkheid financieren = het geld voor iets leveren de garantie = de zekerheid het hoofd bieden aan = 1 zich ertegen verzetten; 2 bestand zijn tegen inschatten = vooraf beoordelen hoe iets zal zijn, taxeren de installatie = bij elkaar horende (elektrische) apparaten kuren vertonen = vreemd doen, onvoorspelbaar doen de media = alle middelen waarmee informatie wordt verspreid relatief = betrekkelijk, naar verhouding, in vergelijking met het scenario = 1 draaiboek voor film; 2 toekomstige situatie; 3 beschrijving van een toekomstige situatie sterker nog = erger nog de uitverkiezing = de keuze (voor speciale mensen) verbleken = 1 zwakker van kleur worden; 2 niet in de buurt komen van verontrustend = ongerust makend, zorgelijk al met al = dus, concluderend een beeld schetsen = uitleggen hoe iets in de toekomst zou kunnen zijn het comfort = de luxe daarentegen = echter, maar degelijk = stevig, van goede kwaliteit het klimaatmodel = computerprogramma waarmee veranderingen in het klimaat kunnen worden nagebootst het model = voorbeeld van hoe iets gaat worden negeren = opzettelijk geen aandacht geven de omvang = grootte, uitgebreidheid oplopen = groter worden, toenemen riant = ruim en groot schaars = weinig voorkomend de seismologie = wetenschap die aardbevingen onderzoekt stabiel = stevig, niet wankel het voorschrift = de regel, de bepaling